Twijfelen aan de Werkelijkheid (2)

Posted on February 5, 2021

Deel 1 nog niet gelezen? Zie hier.

Narratief en groepsdenken

De interessante hedendaagse denker Daniel Schmachtenberger, een beetje in het alternieve circuit, ziet overal narratieven. ‘Narratief’ is een mooi woord voor ‘verhaal’, in dit geval: `verhaal dat een perspectief geeft op de werkelijkheid’. Hij ziet in dat zulke verhalen ertoe doen, als maar genoeg mensen erin geloven. Hij gaat er zelfs van uit dat elk van die narratieven minstens een greintje waarheid bevat, en hij koppelt die narratieven aan groepen met maatschappelijke invloed.

Schmachtenberger benadrukt dat ook perspectieven die ver bezijden de waarheid zitten onderzocht dienen te worden. Immers, als genoeg mensen in een leugen geloven gaat die collectieve leugen de werkelijkheid beïnvloeden. Voorbeelden zijn het QAnon perspectief, en de Trumpiaanse leugen dat er tijdens de recente presidentsverkiezingen in de US op grote schaal fraude is gepleegd. Hiervoor is geen bewijs, maar als genoeg mensen het denken kan dat wel grote gevolgen hebben. En die gevolgen hebben we gezien bij de gebeurtenissen van 6 januari jongstleden in Washington DC.

Van groepsdenken naar werkelijkheid

Speculatie op Wall Street door middel van short gaan is misschien het mooiste voorbeeld van hoe groepsdenken de werkelijkheid kan beïnvloeden. Short gaan op de aandelenbeurs werkt als volgt. Je leent een groot aantal aandelen in bedrijf X, en je verkoopt die aandelen vervolgens tegen de gangbare koers. Iets doorverkopen dat je alleen maar geleend hebt, dat zou eigenlijk niet moeten kunnen, maar op Wall Street is het geoorloofd, want daar is bijna alles geoorloofd. Vervolgens verspreid je het gerucht dat bedrijf X in moeilijkheden is. Je zorgt ervoor dat genoeg mensen je gaan geloven, waardoor de koers gaat dalen. Je koopt de aandelen terug voor een veel lagere prijs en retourneert ze weer aan de uitlener. Je begon zonder aandelen in bedrijf X, en je eindigt zonder aandelen in bedrijf X. Maar je hebt wel een fortuin verdiend. Het hele narratief is gelogen, maar omdat genoeg mensen je hebben geloofd heb je een miljoenenwinst geboekt, echt geld waarmee je echte dingen kunt kopen.

Dit is hoe Trump en zijn vrienden geld konden binnenharken, want een tweet van de president was genoeg om beurskoersen te laten stijgen en beurskoersen te laten kelderen. Leugen en bedrog, het is misschien niet netjes, maar het werkt prima als genoeg mensen erin willen geloven. En je kunt er steenrijk mee worden. Handel met voorkennis is net zo’n verhaal. Daar waren de trawanten van Trump ook erg goed in. Voor de kliek rond Trump in het Witte Huis was het gemakkelijk om voorkennis op te doen over tal van zaken die de beurs op Wall Street konden beïnvloeden. En als je corrupt genoeg bent en de weg goed genoeg weet op Wall Street kun je daar je voordeel mee doen.

Waarheid is overeenstemming met de werkelijkheid.

Intersubjectiviteit is de doorsnede tussen verschillende perspectieven, de zaken waar jij en ik het over eens kunnen worden met betrekking tot “hoe de dingen zijn.” Zo’n doorsnee is er vrijwel altijd te vinden, want anders kunnen we eenvoudigweg niet met elkaar leven. Gelukkig kunnen we het over veel zaken prima eens worden. Met een post-modernist kun je bij voorbeeld gerust een biertje drinken of een jointje roken. Toen de post-modernistische filosoof Michel Foucault (1926 - 1984) in de jaren 70 van de vorige eeuw voor de Nederlandse TV kwam opdraven om te debatteren met Noam Chomsky liet hij zich uitbetalen met een flinke plak hash. Iedereen kan praatjes maken zoals hij wil, maar die hash was echt.

In de alledaagse omgang, ook met mensen zoals Michel Foucault, gaan we ervan uit dat we het redelijk eens kunnen worden over hoe het zit met de dingen die er voor ons samen toe doen. En dat is maar goed ook, want om het verschil tussen waar en onwaar te kunnen uitleggen moeten we aannemen dat er zoiets bestaat als “hoe het zit”. Een voorbeeld bewering is: “Ik ben op dit moment niet besmet met het Sars-CoV-2 virus.” Als het inderdaad zo zit dat ik niet besmet ben met dat virus is de bewering waar, maar als ik wel besmet ben is de bewering onwaar. Foucault is trouwens aan aids overleden. Aids was in 1984 niet te behandelen of genezen. Tegen het hiv virus dat aids veroorzaakt is nog steeds geen vaccin. Tegen het Sars-CoV-2 virus dat Covid-19 veroorzaakt zijn er intussen wel vaccins.

Er is verschil tussen waarheid en kennis.

Het is belangrijk om in de gaten te houden dat er verschil is tussen hoe het zit aan de ene kant en wat wij weten over hoe het zit aan de andere kant. Om op het virus-voorbeeld door te gaan: het kan heel goed zijn dat ik op dit moment niet besmet met het Sars-CoV-2 virus, maar dat ik nog niet weet dat dat zo is, omdat ik de uitslag van mijn test nog niet binnen heb. Zo’n testuitslag geeft trouwens geen absolute zekerheid maar alleen een mate van waarschijnlijkheid, maar laten we ons daar nu maar even niet druk om maken.

Het is heel goed mogelijk dat een bewering waar is terwijl ik niet weet dat dat zo is. Maar het omgekeerde kan niet. Als ik weet dat een bewering waar is dan kan het niet zo wezen dat die bewering in feite onwaar is. Want als dat zo is dan dacht ik dat ik iets wist, maar dan blijk ik me te hebben vergist. Dat overkomt mij zeer geregeld, en het overkomt ieder ander ongetwijfeld ook.

Je kunt denken dat je iets weet en je vergissen. Uit het feit dat ik geloof dat ik P weet volgt niet dat P het geval is. Het komt ook voor dat jij P weet terwijl ik dat niet weet. Iets wat je ook wel ziet is dat ik Q weet terwijl jij dat niet weet.

Wat niet kan is dat jij weet dat P het geval is terwijl ik weet dat niet P het geval is. Een van ons beiden moet zich dan vergissen. Immers, P en niet P kunnen niet tegelijkertijd waar zijn. Voor dit principe kunnen we ons beroepen op Aristoteles (384 - 322 v. Chr.). Aristoteles heeft eeuwenlang het laatste woord gehad als het om logica ging. Die tijden zijn voorbij, maar hierin had hij gelijk: als je jezelf tegenspreekt is het klaar, en als jij en ik elkaar tegenspreken heeft minstens een van ons tweeën het fout.

Als ik niet weet of P het geval is dan volgt daar niet uit dat niemand kan weten of P het geval is. Zelfs uit het feit dat ik weet dat ik er nooit kan achterkomen of P het geval is volgt niet dat er niemand is die er ooit kan achterkomen of P het geval is. Maar als P het geval is kan niemand weten dat niet P.

Er kunnen heel goed dingen zijn die ik weet zonder dat ik ze tegenover de rechter zou kunnen bewijzen. Bij een misdrijf, bij voorbeeld, kan ik heel zeker weten dat ik er niets maar dan ook niets mee van doen had. Maar zeggen dat ik dat heel zeker weet is niet genoeg als iemand mij beschuldigt. De rechter vraagt in zo’n geval om een alibi en om getuigen.

Wordt hier vervolgd