Twijfelen aan de Werkelijkheid (46)

Posted on February 11, 2022

Au milieu de tous les doutes qu’on tourne depuis quatre mille ans en quatre mille manières, le plus sûr est de ne rien faire contre sa conscience. Avec ce secret on jouit de la vie, et on ne craint rien à la mort.
Il n’y a que des charlatans qui soient certains. Nous ne savons rien des premiers principes. Il est bien extravagant de définir Dieu, les anges, les esprits, et de savoir précisement pourquoi Dieu a formé le monde, quand on ne sait pas pourquoi on remue son bras à sa volonté.
Le doute n’est pas un état bien agréable, mais l’assurance est un état ridicule.

Vertaling:

Te midden van alle twijfels waarmee we al vierduizend jaar op vierduizend manieren ronddraaien, is de zekerste weg om niets tegen je geweten in te doen. Met dit geheim geniet je van het leven, en je vreest niets in de dood.
Alleen charlatans zijn zeker. We weten niets van de eerste beginselen. Het is nogal extravagant om God, de engelen, de geesten te definiëren en precies te weten waarom God de wereld heeft gevormd, als je niet eens weet waarom je je arm naar believen kunt bewegen.
Twijfel is geen prettige toestand, maar stelligheid is een belachelijke toestand.

Uit een brief uit 1770 van Voltaire aan Frederik de Grote.

Het raadsel van het militante atheïsme

Debat tussen gelovigen en atheïsten heeft me altijd verbaasd. Waarom houden mensen die God of het geloof hebben ontdekt die vondst niet voor zichzelf? Waarom moeten anderen worden bekeerd? Waarom mogen mensen hun leraren en hun levensovertuiging niet zelf kiezen, zolang ze anderen geen kwaad doen?

Maar omgekeerd ook: wat bezielt militante atheïsten om gelovigen te willen bevrijden van hun ‘illusies’? Waarom staat de atheïstische ruiterij - lieden zoals Richard Dawkins, Daniel Dennett en Sam Harris - toch te trappelen om gelovigen met rationele argumenten om de oren te slaan? En waarom zijn ze verbaasd om te merken dat dat niet werkt? Waarom snappen ze niet dat de gelovigen daar niet van gediend zijn? Redeneringen die bedoeld zijn om het geloof onderuit te halen hebben op de gelovigen geen vat. Maar de ruiterij snapt dat niet, omdat er in hun wereld niets gaat boven de rede.

Het lijkt me simpel: een religieuze of spirituele levenshouding is niet ontstaan door redeneren. Wat geen rationele grondslag heeft kan ook niet met rationele middelen onderuit worden gehaald. Het met argumenten bestrijden van religiositeit of spiritualiteit is zoiets als een brand proberen te blussen met woorden. Het berust op een categorie-fout.

De grote verlichtingsdenkers waren geen atheïsten

De bereden brigade van de atheïsten zou er goed aan doen om te bedenken dat ze de grote Verlichtingsfilosofen waar ze zich zo graag op beroepen absoluut niet aan hun kant hebben. Descartes, Spinoza, Leibniz stelden zich God ongetwijfeld heel anders voor dan de doorsnee Christenen uit hun tijd, maar atheïsten waren ze beslist niet.

Descartes beschouwde God als de basis van al onze kennis. Spinoza zag God als samenvallend met het hele Universum. Hij wees de bijbelverhalen niet af, want de Bijbel is bedoeld om ons te inspireren tot naastenliefde en gerechtigheid. Leibniz beschouwde God als de eerste grond van alle dingen.

Waarom is er iets in plaats van niets? Als alles dat bestaat een voldoende reden heeft, wat is dan de voldoende reden voor het bestaan van het universum, zo vroeg Leibniz zich af. Het moet een wezen zijn dat de grond van zijn bestaan in zichzelf heeft. Leibniz noemde dat wezen God, en hij meende dat God algoed, alwijs en almachtig is. En vervolgens brak hij zich het hoofd over de vraag hoe het kwaad kon ontstaan in een wereld met een algoede Schepper. We hebben gezien dat Voltaire dat naief-optimistisch vond. Maar ook Voltaire was beslist geen atheïst.

Gematigden en scherpslijpers

De tegenstelling die er toe doet lijkt me niet die tussen gelovigen en atheïsten, maar die tussen gematigden en scherpslijpers. Scherpslijpers heb je zowel onder de gelovigen als onder de godloochenaars. Gematigden gelukkig ook. Ik vrees dat ik de anti-apocalyptische ruiterij - Dawkins, Dennett, Harris en de hier minder bekende Christopher Hitchens noemen zichzelf parmantig de vier ruiters van de atheïstische anti-apocalyps - moet scharen onder de zeloten. Voltaire gelukkig niet; die maakte de zeloten juist belachelijk.

The God Delusion uit 2006 (Nederlands: God als misvatting) van Dawkins, heeft vermoed ik weinig mensen van hun geloof laten vallen. Breaking the Spell: Religion as a Natural Phenomenon uit 2006 (Nederlands: De betovering van het geloof) van Dennett, denk ik ook niet. En The End of Faith: Religion, Terror, and the Future of Reason uit 2004 (Nederlands: Van God los)? Sam Harris, wat dacht je zelf? De draagbare atheïst, van Hitchens, vind ik nog de leukste titel.

Maar Hitchens schreef helaas ook Het missionarisstandje, waarin hij de reputatie van Moeder Teresa om zeep probeerde te helpen. Waarom moeten de Zusters van Naastenliefde door het slijk worden gehaald? En waarom moeten wij zo nodig bekeerd worden tot het atheïsme? Zouden we daar betere mensen van worden? Geloven de ruiters dat nu echt?

Diep kijken met Thich Nhat Hanh

De Vietnamese monnik Thich Nhat Hanh (1926 - 2022) was Boeddhist, maar hij sprak regelmatig over God als de grond van al het zijn. De allereerste keer dat ik naar een dharma lezing van hem luisterde werd het me meteen duidelijk dat dit om een totaal andere instelling vroeg dan - bij voorbeeld - het bijwonen van een hoorcollege. Het was ook zeker niet nodig om college-aantekeningen te maken, want de kern van wat Thay - zoals hij door zijn leerlingen wordt genoemd - te zeggen had was altijd hetzelfde.

Wat ik van Thich Nhat Hanh heb geleerd is stilstaan bij wat is, door middel van diep kijken. Diep kijken is zo kijken dat je de samenhang van de dingen gaat zien. Diep kijken doe je niet met je verstand, maar door stil te worden en toe te laten dat je hart zich opent. Diep kijken is je open stellen voor wat zich alleen kan openbaren als je voorbij weet te gaan aan het denken. Het stil worden, het één worden met de stilte, is een bij uitstek persoonlijke beleving, het is iets dat je moet toelaten. Als je daar niet toe bereid bent heeft meedoen aan een Boeddhistische retraite of een aandachtstraining geen zin.

Thay sprak niet tot ons op het niveau van de ratio. Zijn dharma lezingen waren geen colleges. Hij gebruikte zelf ook geen aantekeningen. Hij wachtte tot het helemaal stil was en vertelde dan eerst een verhaal voor de kinderen. Dat ging bij voorbeeld over iets wat hij zelf in zijn jeugd had meegemaakt en dat hem nog steeds inspireerde. Daarna kregen de jongeren vrij en richtte hij zich tot de volwassenen. En terwijl hij sprak werd het dan stiller en stiller. En dan zag je in het gehoor af en toe tranen vloeien, wanneer iemand diep geraakt werd door het mededogen en de liefde in de woorden van Thay.

Het gedrag van Filistijnen

De sinoloog en schrijver Simon Leys (1935 - 2014) beschrijft in een essay hoe hij in een café zit te werken. Hij houdt van zo’n omgeving en van het geroezemoes, want daar lijkt schrijven niet op werk. De radio staat aan: popmuziek, beurskoersen, muzak, nog meer popmuziek, iets over mond-en-klauwzeer bij koeien, het gebruikelijke, en niemand die er acht op slaat. Totdat er een wonder gebeurt.

Ineens klinken de eerste maten van Mozart’s klarinetkwintet. Leys is verrukt. Voor hem verandert het café op slag in een voorportaal van het Paradijs. Maar de andere caféklanten reageren totaal anders. Op dat moment horen ze, als voor het eerst, de radio. En het bevalt niet. Het bevalt zelfs helemaal niet. Iedereen kijkt verstoord op. Een klant loopt resoluut naar het toestel en zoekt een andere zender. De gebruikelijke routine van niet-naar-de-radio-luisteren kan worden hervat.

Als het radioprogramma ineens een stukje uit een dharma lezing van Thich Nhat Hanh zou hebben uitgezonden zou de respons vermoedelijk niet anders zijn geweest.

At that moment the realisation hit me—and has never left me since: true Philistines are not people who are incapable of recognising beauty; they recognise it all too well; they detect its presence anywhere, immediately, and with a flair as infallible as that of the most sensitive aesthete—but for them, it is in order to be able better to pounce upon it at once and to destroy it before it can gain a foothold in their universal empire of ugliness. Ignorance is not simply the absence of knowledge, obscurantism does not result from a dearth of light, bad taste is not merely a lack of good taste, stupidity is not a simple want of intelligence: all these are fiercely active forces, that angrily assert themselves on every occasion; they tolerate no challenge to their omnipresent rule. In every department of human endeavour, inspired talent is an intolerable insult to mediocrity. If this is true in the realm of aesthetics, it is even more true in the world of ethics. More than artistic beauty, moral beauty seems to exasperate our sorry species. The need to bring down to our own wretched level, to deface, to deride and debunk any splendour that is towering above us, is probably the saddest urge of human nature.

Simon Leys, The Hall of Uselessness: Collected Essays (2011)

Mijn vertaling:

Op dat moment drong het besef tot me door dat me sindsdien nooit meer verlaten heeft: echte Filistijnen, dat zijn geen mensen die niet in staat zijn schoonheid te herkennen; ze herkennen die juist maar al te goed; ze bespeuren de aanwezigheid ervan overal en onmiddellijk, en met een flair die net zo onfeilbaar is als die van de meest gevoelige estheet - maar voor hen is het om er beter op in te kunnen hakken en het te vernietigen voordat het voet aan de grond krijgt in hun universele rijk van lelijkheid. Onwetendheid is niet alleen de afwezigheid van kennis, obscurantisme komt niet voort uit een gebrek aan licht, slechte smaak is niet alleen een gebrek aan goede smaak, domheid is niet simpelweg een gebrek aan intelligentie: nee, dit zijn allemaal fel actieve krachten, die zich boosaardig manifesteren bij elke aanleiding; ze pikken het niet als hun alomtegenwoordige heerschappij wordt uitgedaagd. Op elk terrein van menselijk streven is geïnspireerd talent een ondraaglijke belediging voor de middelmatigheid. Als dit geldt op het gebied van de esthetica dan geldt het nog meer in de wereld van de ethiek. Meer dan artistieke schoonheid lijkt morele voortreffelijkheid onze treurige soort te ergeren. De noodzaak om omlaag te halen naar ons eigen ellendige niveau, om elke pracht die boven ons uittorent te beschimpen, te bespotten en te ontkrachten, is waarschijnlijk de meest treurige aandrift van de menselijke natuur.

Je kunt merken dat Leys kwaad was toen hij dit schreef. Het is de afsluiting van zijn bespreking van Hitchens’ boek over Moeder Teresa.

De waarde van het niet-weten

In de wetenschap is het besef dat men iets niet weet van onschatbare waarde. Niet weten is immers het startpunt om uit te zoeken hoe het werkelijk zit. De natuurkundige en Nobelprijswinnaar Richard Feynman zei dan ook graag: “It does not bother me not to know.” (“Ik heb er geen last van als ik iets niet weet.”)

Influencers en goeroes zijn juist weer te herkennen aan het feit dat ze dingen zeggen zeker te weten. Als je meent dat er buiten je subjectieve werkelijkheid niets is, dan zou je kunnen concluderen dat je door je eigen innerlijk te exploreren alles kunt weten dat er te weten valt. Dit verklaart waarom we voornamelijk onzin horen wanneer goeroes en influencers hun mond opendoen.

Maar je kunt je ook op het terrein van niet-weten begeven om jezelf te hervinden. Niet zoeken naar hoe iets werkelijk zit, maar zelf werkelijk leren zitten. Deze meditatie is niet gericht op de werkelijkheid maar op zelftransformatie. Leraren die dit inzien vertellen ons niet hoe de werkelijkheid in elkaar zit, maar ze inspireren ons met hun voorbeeld.

De terreinen van zekerheid en onzekerheid uit elkaar houden

Er zijn goede redenen om de terreinen van zekerheid en onzekerheid uit elkaar te houden. Zekerheid, een vast fundament, helpt om rustig en met zelfvertrouwen te handelen. Een manier om op het terrein van zekerheid terecht te komen is: je ogen sluiten en letten op je ademhaling. Andere manieren zijn: een ritueel uitvoeren, een mantra zingen, in een dagboek schrijven, je dag overdenken, een bad nemen, een massage ondergaan of een massage geven, luisteren naar het klarinetkwintet van Mozart, luisteren naar een dharma lezing van Thich Nhat Hanh. Het terrein van de zekerheid is het terrein van de ontspanning en de stress reductie. Maar een vervuld leven bestaat niet alleen uit ontspanning.

Onzekerheid is het terrein van verandering. Dingen doen die je nog niet eerder gedaan hebt. Je begeven in situaties waar je je niet op je gemak voelt. Werken aan een moeilijke studie-opdracht. Meedoen aan een cursus waar iedereen meer ervaring heeft dan jij. Een gesprek voeren, zonder dat het uit de hand loopt, met iemand met wie je het totaal oneens bent. Solliciteren naar een baan die je graag wilt hebben, terwijl je onzeker bent hoeveel kans je maakt. Een boze buurman te woord staan. En last but not least: wetenschappelijk onderzoek doen. Het terrein van de onzekerheid is het terrein van de inspanning en van de stress. Maar niet alle stress is ongezond.

Spiritualiteit en wetenschap

De overtuiging dat bewustzijn zelf de uiteindelijke grond is van alle zijn is een religieus of spiritueel of metafysisch uitgangspunt. Spiritualiteit en wetenschap zijn verschillende terreinen. Je kunt wetenschap niet gebruiken om metafysische uitgangspunten te ‘bewijzen’. Je kunt spiritualiteit niet gebruiken om wetenschap af te troeven. Er zijn gelukkig genoeg wetenschapsbeoefenaars, filosofen en religieuze leiders die dit beseffen.

Spinoza legde het erg goed uit. Het Oude en Nieuwe Testament leren ons hoe we een voorbeeldig leven kunnen leiden, maar volgens Spinoza staan er geen antwoorden in op wetenschappelijke vragen. De profeten beoefenden geen wetenschap. Ze dachten op dezelfde manier over de werkelijkheid als hun tijdgenoten en ze maakten daarbij dezelfde fouten. Op grond hiervan pleitte Spinoza voor een strikte scheiding van Kerk en Staat. Hij kwam hierdoor in grote moeilijkheden, maar hij had denk ik wel gelijk.

Georges Lemaître en de Oerknal

Iemand die er ongeveer zo over dacht als Spinoza was de Belgische priester en cosmoloog Georges Lemaître (1894 – 1966). Lemaître was een briljant wiskundige, en hij was de eerste die de juiste conclusie trok uit de roodverschuiving van verre spiraalnevels, nevels die door de Amerikaanse astronoom Edwin Hubble (1889 - 1953) waren herkend als extragalactische melkwegstelsels. Bij het analyse van de spectraallijnen in die nevels, van elementen zoals waterstof, bleken die te zijn verschoven in de richting van het rood. Hubble wist verder niet goed wat hij hiermee aan moest, want hij was niet op de hoogte van Einstein’s relativiteitstheorie, hoewel die toen al lang en breed bekend was.

Lemaître, die doorkneed was in relativiteitstheorie, slaagde er in 1927 in om uit de beginselen van Einstein’s Algemene Relativiteitstheorie af te leiden dat het heelal moest uitdijen. Zijn artikel was geschreven in het Frans, en het werd door weinigen opgemerkt. Hubble’s ontdekking uit 1929 dat er verband was tussen de mate van roodverschuiving en de afstand tot de aarde wierp echter een nieuw licht op de zaak. Dit bevestigde Lemaître’s berekening. Lemaître trok onmiddellijk de intussen vrijwel algemeen geaccepteerde conclusies: (1) het heelal dijt inderdaad uit, en (2) het heelal moet een begin hebben gehad. Maar Einstein was nog niet overtuigd. Zijn commentaar: “Uw berekeningen zijn correct, maar uw begrip van natuurkunde is belabberd.”

De Britse astronoom Arthur Eddington bood in 1929 aan een oplossing uit te werken. Toen Lemaître hiervan hoorde stuurde hij Eddington een kopie van zijn artikel, en die zorgde ervoor dat er in 1931 een Engelse vertaling werd gepubliceerd. Uiteindelijk gaf ook Einstein toe dat Lemaître gelijk had gehad. Tegenwoordig wordt de Belgische geleerde beschouwd als de pionier van de Oerknal theorie. De Wet van Hubble-Lemaître beschrijft dat sterrenstelsels zich van elkaar af bewegen met een snelheid die evenredig is aan hun onderlinge afstand.

Priester en cosmoloog tegelijk zijn

In 1936 werd Georges Lemaître benoemd tot lid van de Pauselijke Academie voor Wetenschappen. Maar toen paus Pius XII in een toespraak uit 1951 verband legde tussen de Oerknal en het “Er zij licht” uit het boek Genesis liet Lemaître via een tussenpersoon discreet weten dat er verschil is tussen een wetenschappelijke hypothese en een geloofsartikel.

De eenvoudige priester en hoogleraar uit België slaagde erin de Heilige Vader duidelijk te maken dat het geloof beter af was zonder steun van de wetenschap en dat wetenschap beoefenen beter gaat zonder religieuze vooringenomenheid. Eerder had hij al eens Einstein op andere gedachten weten te brengen. Nu lukte het hem ook met de paus: in latere pauselijke teksten werd het verband tussen de Oerknal en de scheppingsdaad niet meer gelegd.

Wanneer Lemaître nadacht over de kosmos was hij een ‘methodologisch atheïst’. Wanneer hij de Heilige Mis opdroeg was hij een vroom katholiek. Er was voor hem absoluut geen sprake van een conflict tussen die activiteiten. Context is alles. Het is niet erg op en neer te bewegen tussen de terreinen van de zekerheid en de onzekerheid. Op het universum vertrouwen en het universum zonder vooroordeel onderzoeken: het kan dus heel goed samengaan. Misschien valt er voor ons iets te leren van de levenshouding van deze briljante, bescheiden, onverstoorbare en bewonderenswaardige man.

Wordt hier vervolgd