Twijfelen aan de Werkelijkheid (14)
Deze tekst is onderdeel van een groeiende reeks. Je hoeft beslist niet vanaf het begin te lezen om mijn betoog te kunnen volgen, maar als je dat wel wilt kun je hier starten.
Rhetorica of de kunst van het overtuigen
De examenklas heette op het RK internaat waar ik mijn gymnasium opleiding aan te danken heb de rhetorica. In die klas werd de kroon op het werk gezet nadat we eerst grammatica, syntaxis en poësis hadden geleerd (dat waren de namen voor de derde, de vierde en de vijfde klas). Als we instructies kregen zoals “De grammatica ruimt vandaag de refter af” wisten we dat de derde klas aan de beurt was. En de refter was de eetzaal.
Volgens Aristoteles (384 – 322 vChr) behoorde rhetorica samen met logica en dialectica tot het hart van de filosofie. Wat logica is kun je leren in onze Logic in Action cursus. Het onderdeel van de logica dat we te danken hebben aan Aristoteles komt in dit hoofdstuk aan de orde. Dialectica is een samenspraak tussen twee of meer mensen die verschillende perspectieven op een zaak hebben en die samen willen komen tot verheldering door middel van een geregelde gedachtenwisseling. Later heeft dialectiek bij de Duitse filosoof Georg Wilhelm Friedrich Hegel (1770 - 1831) een meer specifieke betekenis gekregen van een tegenstelling tussen ideeën die om een oplossing of synthese vraagt. Maar voor Aristoteles was het de benaming voor filosoferen in een groepsverband van getrainde denkers.
Het terrein van de rhetorica
Rhetorica is de kunst van het overtuigen. Wat is de beste manier om een publiek toe te spreken als je ze van iets wilt overtuigen? Aristoteles onderscheidt drie verschillende situaties waarin het erop gaat een publiek tot een bepaald oordeel te brengen.
Politieke rhetoriek. De gemeenschap is in gevaar en er moet een besluit worden genomen over hoe dat gevaar kan worden afgewend. De spreker spoort de goegemeente aan om iets te doen of waarschuwt dat ze iets beter kunnen laten. Voorbeeld: We moeten meer biomassa stoken. Of: We moeten vooral ophouden met biomassa stoken. Zelf vind ik het laatste.
Juridische rhetoriek. De spreker pleit iemand vrij of beschuldigt iemand. Voorbeeld: Donald Trump kan aangaande de bestorming van het Capitool niets worden verweten. Of: Donald Trump is schuldig aan de bestorming van het Capitool. Zelf vind ik het laatste.
Reputatie rhetoriek. De spreker houdt een lofrede op iemand, of het omgekeerde: de spreker betoogt dat iemand onze achting niet verdient. Voorbeeld: een lofzang op Willem Engel. Of: een betoog dat Willem Engel onze achting niet verdient. Zelf vind ik het laatste.
De kunst van het overtuigend spreken
Alleen maar zeggen wat je ergens van vindt - zoals ik zojuist heb gedaan - is niet genoeg, want het overtuigt niet. Wat kun je doen om zó te zeggen wat je ergens van vindt dat het overtuigt? Volgens Aristoteles gaat het daarbij niet om het overdragen van vaststaande of exacte kennis, want in de politiek, in de rechtspraak en in het vaststellen van reputaties is er door de aard van de zaak altijd ruimte voor onzekerheid en twijfel. Toch geeft rhetorica volgens hem een methode om een lekenpubliek te overtuigen. Daarbij gaat het om de spreker, het publiek, en het onderwerp.
Wat de spreker betreft: die moet ervoor zorgen geloofwaardig over te komen. Dit geldt te meer in situaties waar ruimte is voor twijfel over het onderwerp. Als spreker dien je je publiek duidelijk te maken dat je een heldere blik hebt, dat je deugt, en dat je het goede met de zaak voorhebt.
Emoties beïnvloeden ons oordeel, dus je kunt emoties gebruiken om je publiek tot het juiste oordeel te brengen. Om succes te hebben moet je inspelen op de juiste emoties bij je publiek, of zelfs die emoties bij je publiek aanmoedigen en opwekken.
Bij het spreken over je onderwerp komt het aan op overtuigend redeneren, op basis van uitgangspunten die door je publiek worden gedeeld. Van cruciaal belang daarbij is het vinden van gemeenschappelijke grond.
Paus Franciscus, die nu een bezoek brengt aan Irak, snapt het belang van gemeenschappelijke grond. Wat hebben het Christendom, het Jodendom en de Islam gemeen? Juiste, de aartsvader Abraham! En die komt ook nog eens uit de streek ‘ten oosten van de Euphraat’. Het is dan ook niet toevallig dat Franciscus dit gebed uitspreekt:
Almachtige God, onze Schepper, u houdt van de mensenfamilie en van alles wat u heeft gewrocht: Als kinderen van Abraham, Joden, Christenen, Moslims, samen met andere gelovigen en alle mensen van goede wil danken wij u dat u ons Abraham hebt gegeven, een uitmuntende zoon van dit nobele en geliefde land, als onze gemeenschappelijke vader in het geloof…
De huidige paus heeft een uitstekende Jezuïeten-opleiding op zak, en hij heeft de lessen over rhetorica kennelijk goed onthouden.
Ethos, pathos en logos
Aristoteles onderscheidt drie aspecten van rhetorica: ethos, pathos en logos.
Ethos is een appèl doen op geloofwaardigheid van de spreker. “Ik ben professor in de virologie, dus jullie doen er goed aan mijn overwegingen serieus te nemen.”
Pathos is een beroep doen op de emoties van het publiek. “Dit is het laatste kabinet dat het tij nog kan keren. Stem Groen.”
Logos is gebruik maken van betrouwbare gegevens, cijfers, feiten, tabellen. “Uit de cijfers van het RIVM blijkt dat de pandemie in Nederland nog niet aan het uitdoven is.”
Volgens Aristoteles heb je alle drie nodig bij het overtuigen van een publiek. Toch is het opvallend dat in de Trumpiaanse rhetorische stijl alleen pathos een rol lijkt te spelen. Populisme lijkt weinig behoefte te hebben aan ethos en logos. Alles is hier pathos. Ook veel interacties op sociale media ontaarden in gekissebis waar weinig plaats is voor ethos en logos.
Wat als je alleen pathos overhoudt?
Trump maakt zich niet druk om ethos. Hij doet geen moeite om zijn eigen geloofwaardigheid op te krikken. Hij lijkt zich juist nergens voor te generen, getuige zijn beruchte grapje dat hij iemand dood zou kunnen schieten zonder stemmen te verliezen. Van logos is ook geen sprake, want wat Trump zegt wordt vrijwel nooit door feiten onderbouwd. Toch komt hij er bij een deel van zijn publiek mee weg. Hoe kan dit? Als je ethos weglaat doet goed fatsoen van de spreker er niet meer toe. Als je logos weglaat doet overeenstemming met de werkelijkheid er niet meer toe. Als wat je zegt alleen gebruik maakt van pathos kom je terecht bij de rhetoriek van de bangmakerij, het haatzaaien en de kullekoek. Waarom trappen mensen daar in?
Hetzelfde zie je trouwens bij mensen die covid-19 bagatelliseren. Ze noemen covid-19 een griepje. Ze beweren dat de RIVM cijfers niet kloppen. Maurice de Hond: “Het RIVM is met data, modellen en prognoses bezig om regering en bevolking te manipuleren.” Maar als je ze vraagt om betrouwbaardere cijfers roepen ze maar wat. Ze posten dat de covid-vaccinatie levensgevaarlijk is maar willen niet horen dat je je door de bijsluiter bij een doosje paracetamol net zo bang kunt laten maken als je de terminologie niet snapt. Ze bedienen zich van uiterst agressieve en zeer misplaatste terminologie: coronabeleid wordt genocide genoemd, de coronamaatregelen worden vergeleken met de Jodenvervolging, mensen die zich aan de maatregelen houden worden uitgemaakt voor schaap en meeloper. Ze noemen zichzelf kritisch, maar ze doen absoluut geen moeite om hun bronnen te checken. Tegelijk verwijten ze jou dat je ‘je eigen onderzoek’ moet doen en filmpjes van Janet Ossebaard, Judy Mikovits en andere kwaadaardige warhoofden moet gaan kijken. Hun enige kriterium voor betrouwbaarheid lijkt te zijn dat een bron beweert wat ze toch al vinden.
De technieken van het polariseren
Waarom doen mensen dit? Sommige mensen die vallen voor desinformatie zijn ongetwijfeld misleid door de rhetoriek van de pathos, dat wil zeggen de rhetoriek van het polariseren en haatzaaien. Dit is niet verzonnen door Steve Bannon of Donald Trump. Ook niet door Geert Wilders of Thierry Baudet. De technieken bestaan al veel langer. Er zijn zelfs handleidingen voor geschreven, maar die zijn een tikkeltje minder subtiel dan de verhandeling van Aristoteles over de kunst van het overtuigen.
Een bekende ideoloog van de polarisatie is de Republikeinse politicus Newt Gingrich (1943), die van 1994 tot 1999 voorzitter was van het Amerikaanse Huis van Afgevaardigden, als leider van de Republikeinse meerderheid in het Huis. Hij was de inspirator voor een werkdocument Language: A Key Mechanism of Control (Taal: Belangrijke Sleutel tot Overwicht), een handleiding die werd gebruikt door GOPAC, een Republikeinse organisatie voor scholing in het politieke handwerk die Gingrich had opgericht. Het hele memo is hier te vinden. Het eindigt als volgt:
Often we search hard for words to define our opponents. Sometimes we are hesitant to use contrast. Remember that creating a difference helps you. These are powerful words that can create a clear and easily understood contrast. Apply these to the opponent, their record, proposals and their party."
Vaak zijn we hard op zoek naar woorden om onze tegenstanders te definiëren. Soms aarzelen we om contrast te gebruiken. Onthoud dat het je helpt om verschil aan te brengen. Dit zijn machtige woorden die een helder en gemakkelijk te begrijpen contrast creëren. Pas ze toe op de opponent, op wat ze te melden hebben, op hun voorstellen, en op hun partij.
En daarna volgt er een lange litanie van woorden zoals “verval”, “falen”, “ineenstorting”, “crisis”, “destructief”, “ziek”, “pathetisch”, “incompetent”, “vakbonds-bureaucratie”, “oppervlakkig”, “verraders”, “sensatiezoekers”, “hypocrisie”, “radikaal”, “verslinden”, “corruptie”, “dwang”, “ongevoelig”, “schandelijk”, en ga zo maar door.
De methode is om zo veel negatieve etiketten op je tegenstanders te plakken als je maar kunt en te hopen dat ze blijven hangen. Dit is niet subtiel, maar de schaamteloze botheid is precies het punt. Onthoud dat het je helpt om verschil aan te brengen is de kern. Taalgebruik dat polariseert door verschil aan te brengen tussen ons aan de goede kant en de anderen die niet deugen aan de andere kant kan gemakkelijk omslaan in haatzaaien. Polariserende taal die de ander als corrupt voorstelt kan ook worden gebruikt om het verschil tussen waar en onwaar aan het zicht te onttrekken. Als je gehoor dit gelooft wordt het moeilijker jouw leugens te ontmaskeren.
In Nederland kunnen we er trouwens ook wat van, bij voorbeeld in het partijprogramma van Forum voor Democratie. Alleen uit de eerste alinea: “ongecontroleerde immigratie”, “uitzichtloze euro”, “verslechterend onderwijs”, “onhoudbaar zorgstelsel”. En dat dan eindeloos herhalen. De Nederlandse meester van de botte eindeloze herhaling is trouwens de leider van dat andere extreem-rechtse partijtje, Geert Wilders.
De murwmakende herhaling komt uit dezelfde gereedschapskist van de polarisatie. Je begint met “Veel mensen zeggen dat …” gevolgd door een leugen. En je blijft dit herhalen. En herhalen. En herhalen. Het geboortecertificaat van Barack Obama. De emails van Hilary Clinton. Het gesjoemel bij de verkiezingen. De gevaren van de Islam.
Toch zijn er grenzen aan deze technieken. Toen in de loop van de poging om Bill Clinton tot aftreden te dwingen wegens liegen over een buitenechtelijke affaire - een impeachment proces dat door Gingrich in gang was gezet - aan het licht kwam dat Gingrich zelf de buitenechtelijke liefde beoefende herkreeg het begrip hypocrisie pijlsnel de traditionele betekenis. Gingrich moest aftreden. Maar zijn rhetorische techniek is helaas gemeengoed geworden in de Amerikaanse politiek, met alle funeste gevolgen vandien.
Verbieden dan maar?
Wat kunnen we eraan doen? Haatzaaien verbieden dan maar? De politieke filosoof - en strijder voor vrouwenrechten, het mag vandaag op internationale vrouwendag wel even worden gezegd - John Stuart Mill (1806 – 1873) vond van niet. In zijn essay On Liberty (1859) zei hij hierover het volgende:
..the peculiar evil of silencing the expression of an opinion is that it is robbing the human race; posterity as well as the existing generation; those who dissent from the opinion, still more than those who hold it. If the opinion is right, they are deprived of the opportunity of exchanging error for truth; if wrong, they lose, what is almost as great a benefit, the clearer perception and livelier impression of truth produced by its collision with error.
..het specifieke kwaad dat we doen door een meningsuiting het zwijgen op te leggen is dat we de mensheid van iets beroven; toekomstige generaties net zo goed als de huidige; zij die het met de mening oneens zijn nog meer dan degenen die de mening zijn toegedaan. Als de opinie correct is worden ze beroofd van de mogelijkheid om dwaling in te wisselen voor waarheid; als zij fout is verliezen ze een zo mogelijk nog groter voordeel, namelijk de scherpere perceptie en de helderder indruk van waarheid die ontstaat door haar aanvaring met dwaling.
Het is duidelijk dat waarheid ertoe doet voor Mill. De reden om het verkondigen van onwaarheden toe te staan is voor hem nu juist dat precies daardoor de waarheid kan triomferen en helderder kan stralen.
Maar waar ligt de grens tussen prikkelende vrije meningsuiting en murwmakende propaganda? Op de gevaren van propaganda wordt gehamerd door filosofen die aan den lijve geestelijke terreur hebben meegemaakt, zoals Hannah Ahrendt (1906 – 1975) die moest vluchten voor de Jodenhaat van de Nazi’s. In Truth and Politics (1967) legt ze uit wat het gevaar is:
It has frequently been noted that the surest result of brainwashing in the long run is a peculiar kind of cynicism, the absolute refusal to believe in the truth of anything, no matter how well it may be established. In other words, the result of a consistent and total substitution of lies for factual truth is not that the lie will now be accepted as truth, and truth be defamed as lie, but that the sense by which we take our bearings in the real world – and the category of truth versus falsehood is among the mental means to this end – is being destroyed.
Het is bij herhaling opgemerkt dat het duidelijkste gevolg van hersenspoelen op den duur een bijzondere vorm van cynisme is, de absolute weigering om in de waarheid van wat dan ook te geloven, ongeacht hoe duidelijk die is vastgesteld. Met andere woorden, het resultaat van een consistent en volledig inwisselen van leugens voor feitelijke waarheid is niet dat de leugen nu als waarheid wordt geaccepteerd en de waarheid verworpen als leugen, maar dat het gevoel waarmee we ons oriënteren in de echte wereld – en de categorie van waarheid tegenover onwaarheid hoort bij de mentale middelen daartoe – om zeep wordt geholpen.
Dit lijkt me een adequate omschrijving van wat we vandaag de dag zien onder medeburgers die door langdurige blootstelling aan lulkoek op internet hun gevoel voor het verschil tussen waar en onwaar volkomen kwijt lijken te zijn.
In het welzijnswezen - de wereld van de nieuwe tijd, de alternatieve therapie, de spirituele groei - komt daar nog iets bij. Er is hier ongetwijfeld veel moois te vinden, maar er loopt ook een publiek rond dat zich aan waarheid niets meer gelegen laat liggen omdat ze er klaar mee zijn zich door de werkelijkheid de wet te laten voorschrijven. Zijn ze niet aan het leren hun eigen werkelijkheid te creëren? Nou dan! Bevrijding! Voor de influencers is dat goed nieuws, want als je gehoor alles even waar vindt gaat jouw loze gelul er bij ze in als koek. En dan kun je inderdaad de werkelijkheid naar je hand zetten en meeprofiteren van de goedgelovigheid van je welzijnwinkelend publiek, want er zijn hier miljoenen te verdienen.
Het laatste woord is vandaag voor Jason Stanley, uit zijn boek How propaganda works (2015):
If you want to understand propaganda, your first question should be: “Who benefits from it?”
Als je propaganda wilt snappen dan moet je eerste vraag zijn: “Wie profiteert ervan?”