Twijfelen aan de Werkelijkheid (11)

Posted on March 1, 2021

Lezen vanaf het begin? Zie hier. Maar al het voorafgaande lezen is echt niet nodig om de tekst hieronder te kunnen volgen.


To lose the appetite for meaning we call thinking and cease to ask unanswerable questions [would be to] lose not only the ability to produce those thought-things that we call works of art but also the capacity to ask all the answerable questions upon which every civilization is founded.

Onze trek verliezen in de zoektocht naar betekenis die we denken noemen en ophouden om onbeantwoordbare vragen te stellen komt erop neer dat we niet alleen het vermogen verliezen om de denk-zaken te produceren die we kunstwerken noemen maar ook het vermogen om alle beantwoordbare vragen te stellen waar iedere beschaving in is gefundeerd.

Hannah Ahrendt, The Life of the Mind

Kunnen we snappen hoe de wereld werkt?

De wereld ontstaat voor de eerste en voor de zoveelste maal, telkens wanneer een levend wezen het levenslicht ziet. Ik word geboren in een wereld die er al is, maar dat kan ik nog niet zien, want er is nog geen onderscheid tussen binnen en buiten. In den beginne voel ik de warme moederborst, proef ik de zalige zoete melk en val ik volkomen samen met die gevoelens. Als de borst er niet is voel ik gemis. Met dat gemis komt er een vaag besef van iets dat niet samenvalt met wie ik ben. Langzaamaan leer ik onderscheiden tussen een binnenwereld van heftige gevoelens en een buitenwereld die ik soms, maar lang niet altijd, naar mijn hand kan zetten. De contouren van wat ik niet naar mijn hand kan zetten worden mij duidelijk gemaakt door frustratie.

Mensen met een heel simpele levensfilosofie vinden het leven niet mysterieus. Ze leggen de wereld voor zichzelf uit in simpele termen en zijn verder niet nieuwsgierig. Hun wereld bestaat bij voorbeeld uit eerst je zakken vullen en dan lekker eten, lekker zuipen, lekker neuken, en je niet druk maken over zaken die boven je pet gaan. Hier valt beslist iets voor te zeggen, want kennelijk kun je je weg door het leven vinden zonder er iets van te snappen. Het zou kunnen dat je iets mist maar als je dat zelf niet beseft is er geen probleem.

Manieren om de wereld te snappen

Er zijn mensen voor wie dit op een gegeven ogenblik niet meer werkt. Vaak moet daar groot persoonlijk lijden aan te pas komen, maar het hoeft niet. Op zeker moment krijg je de behoefte om stil te staan bij het feit dat er verschillende manieren zijn om de wereld te snappen of niet te snappen. En misschien vind je een verhaal dat je tot dan toe voor het gemak had geloofd ineens niet meer overtuigend.

Een alomvattende manier van naar de wereld kijken wordt in de filosofie metafysica genoemd: een verhaal dat ons helpt om met ons denken en voelen vat te krijgen op de ware aard van de werkelijkheid. Twijfelaars zijn er natuurlijk ook hier. Dat zijn de filosofen die proberen aan te tonen dat al onze pogingen om te proberen de ware aard van de werkelijkheid te snappen gedoemd zijn om te mislukken, omdat mensen zoiets nu eenmaal niet kunnen.

De Schotse filosoof David Hume (1711 - 1776) vond bij voorbeeld dat we alleen iets zinnigs kunnen zeggen over wiskundige zaken of over wat we direct kunnen waarnemen. Alles wat verder ging dan dat kon je volgens hem ongezien als lulkoek terzijde leggen. Boeken met metafysische speculatie mochten van hem in de fik. Je vindt deze houding ook wel bij wetenschapsbeoefenaren. Hun eigen vakgebied vinden ze zinnig, maar in pogingen om het grote geheel te overzien geloven ze niet.

We ontkomen niet aan ons verhouden tot de werkelijkheid

Maar in feite is het onmogelijk om geen verhaal te construeren over hoe de hele wereld werkt. We geven immers ons leven betekenis door hoe we leven. En hoe we leven wordt bepaald door hoe we over onszelf denken. Ook Hume had aan wiskunde en pure feiten niet genoeg. Zijn werkelijkheid bestond behalve uit wiskunde en feitelijkheden ook uit samenzijn met vrienden, lekker eten, uitmuntende wijn, muziek, charmant vrouwelijk gezelschap, en religieuze scherpslijpers op hun nummer zetten. En zijn bewering dat er buiten wiskunde en feitelijkheden geen zinnige uitspraken mogelijk zijn is zelf noch wiskunde noch feit.

Volkomen twijfelen aan de werkelijkheid, of de werkelijkheid reduceren tot feitelijkheden, het lukt gewoon niet. Werkelijk is wat voortdurend overal om ons heen is. Er valt niet aan te ontkomen, en misschien is dat wel het belangrijkste kenmerk. Elke teug adem die je haalt, elke hap eten die je proeft, en elke slok drank die je wegslikt brengt je ermee in contact. Als je een geliefde knuffelt proef je … de werkelijkheid. Als je de straat op gaat met een protestbord confronteer je … de werkelijkheid. En als je bij het aflopen van de trap de laatste trede mist … herinnert de schok die je ervaart je eraan hoe die trap werkelijk in elkaar zit.

Metafysische stromingen en metafysisch geharrewar

Kernbegrippen uit de metafysica zijn werkelijkheid, bestaan, zijn en worden, dingen en eigenschappen, ruimte en tijd, nu en verleden, oorzaak en gevolg, noodzakelijkheid en (on)mogelijkheid.

En als je je een beetje in filosofie verdiept struikel je over de metafysische richtingen zoals daar zijn materialisme, dualisme, idealisme, pan-psychisme, solipsisme. Al die scholen en richtingen reageren op elkaar en spreken elkaar tegen. En een manier om het pleit te beslechten lijkt er niet te zijn, want het gaat hier immers juist niet om wiskunde of om feitelijkheden.

Wiskundigen worden het uiteindelijk eens over of een bewijs correct is of niet. Voor natuurkundigen is het zonneklaar dat Archimedes, Galileo, Newton, Huygens, Einstein behoren tot de groten in het vak. Alle scheikundigen weten dat Avogadro, Boyle en Gay-Lussac belangrijke bijdragen hebben geleverd. Alle biologen beschouwen de evolutietheorie en de ontdekking van de structuur van DNA als mijlpalen in hun discipline.

Alleen in de filosofie heb je dat niet. Daar lijkt het gekissebis eindeloos door te gaan. Wat de een grandioos vindt wordt door de ander afgedaan als waardeloze onzin. Bij de allergrootste filosofen zie je echter dat ze zich bewust zijn van de grenzen van hun metafysische perspectief. Bij de allergrootsten leeft het besef dat één filosofisch perspectief op de werkelijkheid nooit genoeg is.

Zo is Descartes zich bewust van het feit dat hij geen goed verhaal heeft over de manier waarop lichaam en geest op elkaar inwerken. Volgens Descartes zijn de wereld van de materie (planeten, stenen, sinaasappels, lichamen) en die van de geest (zijn eigen geest, die van jou en mij, de geest van God) volkomen gescheiden. Het zijn verschillende substanties. Voor Descartes is een substantie iets dat los van al het andere kan bestaan. Als geest en lichaam verschillende substanties zijn is het een raadsel hoe geest en lichaam elkaar kunnen beïnvloeden.

Voor Hume, die alleen wenste te geloven in wiskunde en in feitelijkheden, was causaliteit een raadsel. Als je alleen maar kijkt naar wat je direct kunt waarnemen dan zie je soms regelmaat in hoe de dingen zich afspelen. Hume nam waar dat als hij weer eens te veel had gedronken - Hume beschikte over een voortreffelijke wijnkelder - hij de volgende dag met een bonkend hoofd wakker werd. Maar hij nam niet waar dat het een de oorzaak was van het ander. Je ervaart eerst dit en daarna dat, maar je ervaart nooit hoe dit dat veroorzaakt. En toch nemen we in het dagelijks leven voortdurend aan dat er oorzakelijke verbanden zijn, want zonder die aanname valt niet te leven. Hume had dat natuurlijk ook wel door, alleen paste het niet in zijn filosofie.

Voor de filosoof (en later: bisschop) George Berkeley (1685 – 1753) was er weer een andere moeilijkheid. Berkeley’s slogan was: “Bestaan is hetzelfde als waargenomen worden” (Latijn: esse est percipi). Zijn filosofische insteek wordt (subjectief) idealisme genoemd. De stoel waar ik op zit is er alleen als een idee in mijn geest en in de geesten van mijn huisgenoten die mij erop zien zitten. Berkeley’s metafysica was in feite een antwoord op Descartes. In plaats van twee substanties, materiële zaken en ziele-zaken, was er volgens hem maar één: alles is geest en alle zaken zijn ziele-zaken. In modernere terminologie: alles is ofwel bewust subject of geestestoestand/zieleroersel van een bewust subject.

Op een bepaalde manier is hier geen speld tussen te krijgen, want we kunnen de wereld nu eenmaal alleen ervaren in de vorm van ideeën en gewaarwordingen. Als je zegt dat de wereld in feite bestaat uit die gewaarwordingen mis je eigenlijk niets. Berkeley zelf zegt het zo:

I do not argue against the existence of any one thing that we can apprehend, either by sense or reflection. That the things I see with mine eyes and touch with my hands do exist, really exist, I make not the least question. The only thing whose existence we deny, is that which philosophers call matter or corporeal substance. And in doing of this, there is no damage done to the rest of mankind, who, I dare say, will never miss it.

Ik probeer niet het bestaan te ontkennen van welk ding dan ook dat we gewaar kunnen zijn, met onze zinnen of door nadenken. Dat de dingen die ik met mijn ogen zie en met mijn handen aanraak bestaan, werkelijk bestaan, dat trek ik absoluut niet in twijfel. De enige zaak waarvan we het bestaan ontkennen, is wat filosofen materie of stoffelijke substantie noemen. En met die ontkenning wordt de rest van de mensheid absoluut geen schade berokkend, want ik waag te zeggen dat ze het nimmer zullen missen.

Om te verklaren dat mijn huisgenoten en ik dezelfde stoel zien doet Berkeley een beroep op God die een volmaakt idee heeft van alles wat wij ervaren, dus ook van de stoel waar ik op zit. God is er ook om de klap te horen van een boom die omvalt in een bos waar verder geen waarnemers aanwezig zijn. In zekere zin zou je kunnen zeggen dat God hier de rol speelt van ultieme werkelijkheid. Naarmate wij beter inzicht verwerven in de werkelijkheid komen we in feite dichter bij God. Dat moet voor de goede bisschop een zeer aantrekkelijke gedachte zijn geweest.

Idealisme en advaita

Berkeley’s filosofie staat dicht bij het gedachtengoed dat tegenwoordig verspreid wordt door aanhangers van (neo-)advaita. Advaita leermeesters roepen op tot vichara, dat wil zeggen tot zelfonderzoek zonder vooronderstellingen. Ze adviseren ons om stil te staan bij de vraag die de Indiase wijze Ramana Maharshi (1879 – 1950) ons voorhoudt: `Wie ben ik?’ En ze suggereren dat als we de mogelijke antwoorden op die vraag onderzoeken zal blijken dat geen enkel antwoord echt voldoet.

Misverstanden liggen hier op de loer. “De problemen die ik in mijn leven ondervind kunnen niet echt zijn, want de wereld is niet echt.” Een misverstand, want we moeten allemaal in de wereld onze weg vinden, ook al laten we ons inspireren door Advaita. Of zoals de Nederlandse dichter Johan Andreas der Mouw verzuchtte: “’k ben Brahman, maar we zitten zonder meid.” Der Mouw was een aanhanger van het nondualisme, maar het probleem van die weggelopen keukenmeid moest ook worden opgelost.

De moeilijkheid met non-dualiteit (a-dvaita, het inzicht dat het universum Een is) is dat er eigenlijk niets zinnigs over te zeggen valt. Zodra je je mond open doet zeg je onvermijdelijk iets dat de ene zaak van de andere onderscheidt, en daarmee beland je weer met een zacht plofje in de dualiteit. Eenheidservaring bestaat - ik spreek nu uit ervaring. Geen enkele ervaring is blijvend - ook dat is een ervaringsfeit. Misschien is dit de reden dat een van de meest welsprekende advaita leraren, Jeff Foster, op zeker moment aankondigde dat hij zichzelf niet meer als advaita leraar beschouwde.

Jeff Foster legt en passant ook uit wat hem niet meer bevalt in de manier waarop sommige advaita leraren hun boodschap brengen. Deze leraren suggereren dat het fout is om op een of andere manier een persoonlijk verhaal te hebben, om je druk te maken over de dood van een geliefde, enzovoort.

Although these teachers talk about freedom, the wonder of existence and the completeness of all things, in their denial or rejection of the personal, they are sending a clear message to the seeker: keep seeking, for one day the personal will fall away. The seeker is kept hooked on the promise of a future ‘impersonal’ state or experience, although of course, the teacher denies that they have any sort of agenda, or are promising anything to the seeker. In the hierarchy of radical Advaita, the impersonal is better, or more real, or at least less illusory, than the personal – although of course, it is also claimed that all hierarchies are illusions. Radical Advaita is a subtle form of seeking, no doubt about it.

Hoewel deze leraren praten over vrijheid, het wonder van het bestaan en de volheid van alle dingen, sturen ze met hun ontkenning of verwerping van het persoonlijke toch een duidelijke boodschap aan de zoeker: blijf vooral zoeken, want op zekere dag zal het persoonlijke wegvallen. De zoeker wordt zoet gehouden met de belofte van een toekomstige ‘onpersoonlijke’ staat of ervaring, hoewel de leraar natuurlijk zal ontkennen een agenda te hebben, of dat er een of andere belofte gedaan wordt aan de zoeker. In de hierarchie van de radikale Advaita is het onpersoonlijke beter, echter, of in elk geval minder illusoir, dan het persoonlijke - hoewel natuurlijk ook wordt geclaimd dat elke hierarchie een illusie is. Het lijdt geen twijfel dat radikale Advaita een subtiele vorm van zoeken is.

Net als ongetwijfeld velen van mijn lezers ben ik geïnteresseerd in en heb ik geëxperimenteerd met andere manieren van de werkelijkheid ervaren. Dat kan in kleine dingen zitten. Als ik een winterduik neem voel ik me tijdens die duik en daarna totaal anders dan daarvoor. Als ik probeer poëzie te schrijven beland ik in een andere staat van zijn. Als ik me verlies in muziek die me roert of meesleept word ik een ander mens. Meditatie heeft mijn leven veranderd. Met drank of drugs heb je dat ook. Een voormalig collega legde me eens uit hoe dat werkt. “Ik drink altijd maar één biertje. Maar daarna ben ik een ander mens. En die ander heeft soms verschrikkelijke dorst.”

Proces filosofie

Traditionele metafysica heeft nogal een sterke focus op “hoe de dingen werkelijk zijn, onder de oppervlakte van veranderlijkheid”. Metafysica is vaak een zoektocht geweest naar substanties die onvoorwaardelijk bestaan.

Maar wat nu als veranderlijkheid een wezenskenmerk is van werkelijkheid? Deze suggestie vinden we bij de oude Chinese filosofen van de Tao zoals Zhuangzi, bij Griekse filosofen zoals Heraclitus, bij Zen boeddhisten zoals Thich Nhat Hanh, maar ook in de Westerse filosofie, bij voorbeeld bij de wiskundige en filosoof Alfred North Whitehead (1861 - 1947).

We diverge from Descartes by holding that what he has described as primary attributes of physical bodies, are really the forms of internal relationships between actual occasions. Such a change of thought is the shift from materialism to Organic Realism, as a basic idea of physical science.

Alfred North Whitehead, Process and Reality, 1929.

Wij wijken af van Descartes door te stellen dat wat hij heeft beschreven als de primaire attributen van fysieke lichamen in feite de vormen zijn van de interne betrekkingen tussen actuele gebeurens. Zo’n verandering van denken is een verschuiving van materialisme naar Organisch Realisme, als grondidee van natuurwetenschap.

In proces filosofie is niet zijn maar worden een kernbegrip. Ook ik ben een proces. Jan is geboren, opgegroeid, ouder geworden, en op zeker moment zal Jan er niet meer zijn. Het moment van verdwijnen zal Jan zelf overigens niet ervaren. Elke ervaring heeft immers een subject nodig. Niets dat we kunnen ervaren is onveranderlijk. Eigenlijk is veranderlijkheid het wezen van wat we kunnen ervaren. Alles is een proces. Het nu is het snijvlak waarop de werkelijkheid voortdurend ontstaat.

Wordt hier vervolgd